u bent hier  » Ikke » kwarteeuw mei '68

  Een kwarteeuw mei '68, Ludo Martens, Kris Merckx, EPO, 1993

Inhoud

Woord vooraf

Deel een Draaiboek van de gebeurtenissen in Leuven en Gent

1. De meirevolte 1966. 'In Leuven is het tijdperk der geuzen ingeluid'
2. Januari '68. Het dagboek van een revolte
3. De Gentse Maartbeweging

Deel twee Ontstaan, werking en groei van de nieuwe linkse stroming

1. Nieuw Links
2. Het eenheidsfront van de Leuvense studenten
3. De geest van mei '68 waait door de facultaire werking
4. De studenten gaan naar de arbeiders
5. De Franse Kp tegen de gauchistische provokateurs van mei '68
6. De Belgische Kp en de studenten revolte van de jaren '60

Deel drie Het platform van de revolutionaire studenten anno 1968-1969

1. Arbeiders en studenten: één front... Maar waarom en hoe?
2. Zoektocht naar een samenhangende theorie
Dokument 1969. Een leidraad doorheen de marxistische theorie 1969

Nawoord Vragen over de 'restauratie'

1. 'Revolutie' in de jaren zestig, restauratie in de jaren zeventig.
2. 'Mei '68, de eerste revolutie van het post-industriële tijdperk?'
3. 'Mei '68, niets dan stukgeslagen illusies?'

Achterflap

Dank aan allen die ons hielpen bij het verzamelen van de foto's:
Archief ULB
Arvhief Vlaams Studentenleven van de K.U.Leeuven
Archief auteurs
D. Beke
R. Willockx


Omslagontwep:
Compagnie Paul Verrept
Vormgeving: EP0 Druk: drukkerij EPO
Eindredactie Jan Savels

©Uitgeverij EPO vzw, 1993
Lange Pastoorstraat 25-27 2600 Berchem
Tel: 32 [0)3/239.68.74 Fax: 32 (0)3/218.46.04

ISBN 90 6445 748 4
D 1993/2204/5
NUGI 646

Verspreiding voor Nederland
Uitgeverij De Geus Postbus 4801BW Breda
Tel.: 076/22.81.51

Woord vooraf van de uitgever
Vijfentwintig jaar geleden: 1968, het veel besproken wonder­jaar. ‘Voor mij was mei ‘68 een complete verrassing,’ bekende Jean-Paul Sartre ootmoedig, ‘ik had het niet zien aankomen.’ En aan de vooravond van de meirevolte beklaagde commenta­tor Pierre Viansson-Ponté zich in een – achteraf beroemd ge­worden – hoofdartikel in Le Monde over de grote matheid die zich aan hem meedeelde. Het stuk verscheen op 15 maart ‘68 onder de kop ‘Frankrijk verveelt zich’. Een paar weken later stond Frankrijk in lichterlaaie. ‘Het gebeurt hier, het gebeurt in New York, in Berlijn. Het is niet iets om weg te wuiven of gemakzuchtig te ontkennen. Het is ook niet iets dat wel los zal lopen of waarvoor men bang moet zijn... Wat de betekenis ervan zal zijn, kan ik niet schatten, maar het is het definitieve einde van een tijdperk, het kan nooit meer worden zoals het was.’ Zo beschreef Cees Nooteboom als verslaggever voor De Volkskrant de Parijse re­volte.
Een van de eerste boeken die uitgeverij EPO op de markt bracht was Dat was 1968. Ludo Martens en Kris Merckx, twee hoofd­rolspelers in het Vlaamse mei ‘68, maakten daarin tien jaar la­ter het testament op van hun rebelse jeugd. Wat bezielde de hemelbestormers van toen? Waarom moest al­les anders worden? En waren er dingen fundamenteel veran­derd? Of waren de toestanden in de universiteiten en in de we­reld waartegen mei ‘68 als een vulkaan uitbarstte, er nog altijd? We geloven dat vandaag een nieuw mei ‘68 even legitiem zou zijn.

Een kwarteeuw Mei 68 is op de eerste plaats een boek voor studenten en jongeren. Het is niet geschreven voor het heim­wee van de ‘oudstrijders’ maar het is geënt op het lijf van de studentenbeweging.

We hebben voor deze herwerkte uitgave de eerste versie van 1978 in grote lijnen behouden. Tijdsgebonden passages wer­den geactualiseerd en een aantal citaten van Ludo Martens en Paul Goossens uit het boek Het gevecht met de Mammon van Jos De Man (1968) zijn in het geheel verwerkt. Deze citaten zorgen er mee voor dat het relaas van de gebeurtenissen in een breder perspectief wordt geplaatst. We hebben ook een gordi­aanse spellingknoop moeten doorhakken. In ‘68 werd met al­lerlei spellingen geëxperimenteerd. Zo vonden we een docu­ment dat de titel had meegekregen: ‘De fasjizatie van het Bel­gies regime’. En in veel documenten was de eenvormigheid van spelling helemaal zoek. Het was dus aangewezen een en ander te stroomlijnen: de eigenlijke tekst wordt in de voor­keurspelling geschreven, maar alle documenten zijn uitgetikt in wat genoemd werd ‘de progressieve spelling’ (een aarzelen­de stap in de richting van fonetisch schrift voor bastaardwoor­den). Elk document wordt aangekondigd en afgesloten met een van de logo’s uit die tijd: de vuist. Bovendien hebben we in deze uitgave veel aandacht besteed aan foto’s en illustraties. We zijn er zeker van dat door deze inspanningen Een kwart­eeuw Mei 68 zijn weg zal vinden naar de studentengeneratie van vandaag.

April 1993 Jan Savels en Hugo Franssen


Deel Een

Draaiboek van de gebeurtenissen in Leuven en Gent

1. De meirevolte 1966. 'In Leuven is het tijdperk der geuzen ingeluid'
2. Januari '68. Het dagboek van een revolte
3. De Gentse Maartbeweging

1 De Meirevolte 1966 'In Leuven is het tijdperk der geuzen ingeluid'

Men noemt het mei ‘68. Maar deze zonnige maand van het vruchtbare jaar ‘68 staat eigenlijk symbool voor de roerige ja­ren tussen ‘65 en ‘70 die een onstuimige, overmoedige opgang van de democratische en revolutionaire ideeën in de studen­tengemeenschap hebben voortgebracht. De Leuvense revolte wierp vanaf 16 mei ‘66 duizenden stu­denten op straat in betogingen die keer op keer werden be­stormd door hele pelotons rijkswachters. De studentenleiders namen collectief ontslag, zozeer had de vrees voor sancties vanwege de academische overheid hen te pakken. Zij huurden een Vlaamse zakenman in, Rik Seghers, die uitgedost als dan­dy in een gloednieuwe Mercedes 230 Leuven binnenreed om zich aan het hoofd te plaatsen van het Actiecomité. Weinig feiten illustreren zo duidelijk het ongeorganiseerde karakter van de toenmalige beweging en het gebrek aan bewuste lei­ding. Maandag 16 mei. Om 22.30 uur groeide het aantal ‘avondwan­delaars’ die aan de Alma op de Bondgenotenlaan van start wa­ren gegaan aan tot drieduizend betogers.
Gent, 20 maart ‘69. Ludo Martens roept de 700 studenten in de Blandijn op niet te wijken voor de chantage van decaan Van Elslander en het auditorium te behouden als kern voor een creatieve universiteit in dienst van het volk. Een tijd later zal de rijkswacht het auditorium ontruimen.

Ze liepen achter één spandoek: ‘Werp al uw kommer op de Heer.’ Wat later horen de omstaanders een lied aanzwellen dat overgenomen wordt door drieduizend stemmen. Het wordt gezongen op een triomfantelijke toon die het sarcasme moet onderstrepen: ‘Tantum ergo, Sacramentum...’ De roep ‘Stop een bisschop in uw tank!’ dreunt over Leuven. Plots heft iemand de kreet ‘Revolutie’ aan en weldra botst tegen de enge kuip van de nachtelijke gevels van de Bondgenotenlaan het geroep: ‘Revolutie! Revolutie!’
Dinsdag 17 mei worden aan de vlaggestokken van de studen­tenhuizen gemijterde poppen opgehangen die de bisschoppen uitbeelden. Er wordt weliswaar nog altijd zingend meegedeeld dat ze ‘hem niet zullen temmen, de fiere Vlaamse Leeuw’ maar er klinkt toch ook al een nieuw gezang: ‘A bas la calot­te...’ Het dwaze ‘Walen buiten’ krijgt een onverwachte va­riant als er geroepen wordt: ‘Purperen gieren buiten!’ Maar die dinsdagavond zullen rijkswachters als blauwe gieren wild neerduiken op de duizend betogers. De matrakken knuppelen zwaar op de nekken. De ‘ordehandhavers’ schieten blauwe verfgranaten af. Zij spuiten de betogers uiteen met water­kanonnen en razen met hun colonnes door de smalle straten om het ‘gespuis’ weg te vegen.

Woensdag 18 mei: derde opeenvolgende opvoering van de avondwandeling. Een kleine duizend man op de Bond. ‘Er werd gespoten met een ijver die de indruk gaf dat de gen­darmen van de geestelijke overheid wijwater in de tanks had­den meegekregen om meer effekt te bereiken met de spuite­rij.’ De Standaard-journalist Louis De Lentdecker heeft zijn pen allicht moeten forceren om dergelijke geestigheden te produceren. Na elke spuitoperatie stormt een rijkswachttroep voorwaarts om met wijde matrakhalen in de natgespoten me­nigte te maaien. Student Sim van Nieuwenhove wordt in de smalle Eikstraat in het nauw gedreven en door maar liefst tien politieagenten buiten westen geslagen. Een ambulance trans­porteert hem naar de kliniek. Sim heeft een hersenschudding en een rug als een meesterwerk van Karel Appel: vol rode, blauwe en gele plekken.

Donderdag 19 mei. Terwijl Onze Heer ten hemel vaart, bren­gen 500 studenten een kerkbezoek aan Sint-Pieters te Leuven. Tijdens de plechtige uitreiking van de heilige communie be­gint de hele studentengroep gedempt te neuriën: ‘We shall overcome!’ De geuzengeneratie is blijkbaar niet meer te lij­men met heilig voedsel; wanneer de groep na de mis naar Al-ma II trekt en er aangroeit tot 1.000 betogers, wordt slechts één kreet gehoord: ‘Eet meer papen...’

Vrijdag 20 mei. Om de stormachtige ontplooiing van de stu­dentenbeweging te stoppen, beslist de Academische Overheid het universitaire jaar vervroegd op te schorten. Ze voegt eraan toe dat studenten die gewelddaden plegen uit de universiteit zullen worden gezet. Ook de pers stelt met ontsteltenis vast dat de studentenrevolte zich richt tegen de heersende mach­ten, tegen kerk, kapitaal en kroon. Na de waterkanonnen van de rijkswacht, beginnen nu ook de inktkanonnen van de bur­gerlijke pers het gif van de leugen te spuiten. Dat gaat dan op 21-22 mei in De Standaard als volgt: ‘De vreemde elementen zijn er mede de oorzaak van dat de gendarmerie in sommige gevallen zo brutaal is gaan optreden.’ ‘s Avonds trekken 200 Leuvense studenten naar Mechelen waar ze in de Sint-Romboutskathedraal een hongerstaking van 24 uren inzetten. Maar de bisschoppelijke overheid geeft opdracht aan de rijkswacht om het godshuis te zuiveren van het studentenongedierte. Een Gentenaar merkt op: ‘Tijdens de oorlog betoogden de studenten tegen de Duitsers; toen ze wegvluchtten in Sint-Baafs, waagden de nazi’s het niet de kerk binnen te dringen.’

Deze eerste grote studentenrevolte was na vier, vijf dagen uit­geraasd. Maar de meppen die in Leuven waren uitgedeeld aan klerikalisme en autoritarisme, riepen een echo op die zich van 23 tot 31 mei geleidelijk over heel Vlaanderen uitbreidde. Dinsdag 24 mei betoogden 2.000 scholieren in Aarschot, woensdag 25 mei staakten 15 middelbare scholen in Antwerpen; ook Sint-Niklaas en Brussel zagen scholierenmanifestaties en in Kortrijk demonstreerden op 31 mei 300 scholieren.


Het historische document van de revolte van ‘66
De inhoud van de meirevolte van ‘66 in Leuven werd in de vlucht vastgegrepen en op papier gezet door Gaby Van Drom-me. ‘Een historische verklaring,’ zo werd al bij de versprei­ding van dit Dokument 19 mei ‘66 gezegd. De tekst legt in­derdaad goed vast wat er toen onder de bewuste studenten leefde. ‘In Leuven is het tijdperk der geuzen ingeluid.’ Deze slot­woorden concentreren de hele geest van die tijd. De geuzen belegeren de traditionele vestingen die als naam dragen: het liberaal-klerikalisme en de autocratische gezagsuitoefening van het kapitalisme. Maar deze belegering wordt nog met pri­mitieve wapens uitgevoerd: er is nog erg veel ideologische en politieke vaagheid onder de linkse studentenleiders. Zij heb­ben al hun energie gebruikt om zich los te rukken uit de dwangbuis van de rechtse Vlaamse ideologie. Het terrein waarop straks een grondige discussie zal kunnen plaatsvinden over het socialisme en de socialistische revolutie, is nu pas schoongeveegd. Er is dus nog werk voor de generatie die zich in ‘66 aanmeldt. Laten we nu eerst even stilstaan bij de bisschoppelijke verkla­ring die heel Leuven in vuur zette en waarop het Dokument 19 mei ‘66 een antwoord was. In hun verklaring van 13 mei voeren de bisschoppen de taal van ridders uit 1425 die ver­dwaald zijn geraakt in de twintigste eeuw. Wie nu, vijfen­twintig jaar later, deze verordening leest, begrijpt onmiddel­lijk waarom de studenten toen zo driest tekeer gingen tegen de ‘purperen gieren’. Maar terzelfdertijd kan men niet nalaten de bedenking te formuleren dat diezelfde feodale geest ook vandaag nog over het katholiek onderwijs waait. Zij die het lerarenstatuut voor het katholiek onderwijs hebben uitge­broed, zijn nog steeds van mening dat hen het recht toekomt uit te maken welke opvattingen over de maatschappij een le­raar wel of niet mag aankleven.
Vandaag wekken volgende passages uit de bisschoppelijke verklaring van 13 mei 1966 nog altijd verontwaardiging op. ‘Wij willen het behoud van de institutionele en functionele eenheid van de Alma Mater, alsmede haar fundamentele geo­grafische eenheid, dit is haar eenheid te Leuven zelf, en wij aanvaarden niet dat deze eenheid door al wie tot de universi­teit behoort, publiek in het gedrang wordt gebracht. (...) In dienst van deze doelstelling ligt, aan de top, de ene Inrich­tende Macht: nl. de residentiële bisschoppen van België, die, zoals hun voorgangers, vastbesloten zijn, voor de toekomst, hun ganse verantwoordelijkheid op te nemen ten overstaan van de universiteit die, met de goedkeuring van paus Marti­nus V, in 1425 werd opgericht. (...) Nu de beslissingen genomen zijn willen wij ze, vrij van elke drukking, met beslistheid doorvoeren en vragen wij aan allen ze te aanvaarden. Wij richten deze oproep tot allen die buiten de universiteit verantwoordelijkheid dragen. Deze oproep wordt een verordening waar het gaat om de leden van het aca­demisch, wetenschappelijk en administratief personeel van de beide taalstelsels. Niemand is verplicht zich voor een ambt aan de universiteit kandidaat te stellen. Wie echter, ten wel­ken titel ook, tot de universiteit toetreedt, onderwerpt zich vrijwillig aan hen die het gezag voeren. Men begrijpt welis­waar dat universitairen hun opinierecht en hun meningsui­ting willen vrijwaren maar het recht van de academische overheden is eveneens onbetwistbaar: aan hen komt het toe de beslissingen van de Inrichtende Macht uit te voeren en alle hinderpalen vastberaden uit de weg te ruimen. (...)

Leuven, december '68. Jos De Man interviewt Kris Merckx

Van de gelovigen van ons land vragen wij ook onze beslissin­gen te aanvaarden. (...) De Heilige Geest schenke zijn licht en zijn kracht opdat de universiteit van Leuven in de toekomst zoals in het verleden, haar belangrijke en onmisbare zending trouw moge vervullen.’

En o wonder, de Heilige Geest schonk licht en kracht! Alleen was de uitwerking wat onvoorzien. In heilige toorn ontsto­ken, gingen duizenden studenten iedere nacht de straat op. Met een koortsachtige bedrijvigheid beukten zij in op alle af­tandse feodale gezagspatronen. Te midden van deze wervel­wind van protesterend studentengeweld, zette Gaby Van Dromme haastig een paar volzinnen op papier die de uitdruk­king waren van alles wat sinds 1964 onder de actieve studen­ten was gerijpt.

Dokument 19 mei 1966

De verklaring van het episkopaat heeft in Leuven met een verbijsterende spontaneïteit een situatie geschapen die men vrijwel als revolutionair kan bestempelen. Het is voor eenieder duidelijk dat – dank zij de episkopale beslissing – de konkrete eis tot overheveling van de Franstalige afdeling naar Wallonië thans heeft plaatsgemaakt voor de algemene kontekst waarin het pro­bleem Leuven moet worden gezien. Deze algemene kontekst is dat in deze toestand de studenten in Leuven heldhaftig getuigenis afleggen van hun demokratische principes. Het wordt tijd dat ten opzichte van de onwetendheid van het buitenland, ten opzichte van de kerkelijke en wereldlijke verantwoordelijken, de si­tuatie in Leuven zuiver bepaald en duidelijk omlijnd wordt.

Het wordt tijd dat kordaat gezegd wordt waarvoor de Vlaamse studenten in feite strijden, wat voor hen de inzet is van deze beweging.

Sinds een drietal jaren tekent zich in Leuven zeer duidelijk het groei­end verlangen af van de studenten om als gesprekspartners te worden be­schouwd. Zij wensen dat degenen die verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de universiteit in een open dialoog zouden treden met de studenten, zodanig dat alle beslissingen over de universitaire politiek als het ware mede-ontstaan uit de brede opinie van de studenten. Het is evi­dent dat de studenten niet in staat zijn om over louter technische proble­men altijd kompetente beslissingen te nemen. Maar het is niet om die re­den dat over de algemene tendens en over de grondrichting van de proble­men de studenten nog altijd op een vernederende wijze als onmondig mogen worden beschouwd. De Vlaamse akademische overheid heeft wel een poging gedaan om een dialoog te struktureren. Mgr. Descamps heeft zich echter in het begin van het akademiejaar 65-66 onwetend getoond tegenover deze stroming. Dit onbegrip tegenover demokratische bewustwording van de studenten was een historische vergissing die zich noodzakelijk wreekt. De onde­mokratische rektor hield niet alleen geen rekening met de algemene opi­nie van de Vlaamse studenten in verband met splitsing van subsidies en autonomie, maar vond het ook niet nodig om in een rustig gesprek met de studenten zijn redenen daartoe uiteen te zetten. Het episkopaat heeft thans met zijn beslissing op een definitieve manier bewezen dat het de dialoog met de studenten niet wenst, dat het volsla­gen onverschillig en afwijzend staat tegenover de groeiende en onstuit­bare bewustwording van de studenten. De Godsvrede die de studenten aarzelend hebben aanvaard was bedoeld om nadien nog tot een gesprek te kunnen komen, en was dus zeker niet bedoeld om nadien een verklaring te aanhoren waarin zij als laten wor­den beschouwd. De bewoordingen van het diktaat zijn in dit stadium van studentensyndikalisme onbegrijpbaar.
De ganse Vlaamse gemeenschap bij monde zowel van gelovigen als vrijzinnigen als pluralistische organisaties, heeft zich in duidelijke be­woordingen uitgesproken voor de overheveling. Een deel van de Waalse opinie, o.a. ‘Renovation Wallonne’ heeft in dezelfde zin geageerd. Deze organisaties hadden daar het recht en de plicht toe omdat de KUL wordt gefinancierd door staatssubsidies, waarin de ganse gemeenschap ver­plicht is bij te dragen. De episkopale verklaring houdt niet alleen geen rekening met de stand­punten van deze organisaties, maar bovendien heeft zij in paternalistische bewoordingen haar mening te kennen gegeven dat zij de KUL beschouwt als een volslagen Vrije Universiteit, wat betekent: een universiteit, die willekeurig is overgeleverd aan het autoritair gezag van het episkopaat, een universiteit die tegenover haar gemeenschap geen enkele verantwoor­delijkheid heeft af te leggen en alleen onderworpen is aan een toevallig ge­zag dat autokratische diktaten meent te mogen uitvaardigen. Op die ma­nier is een algemene toestand van liberaal-klerikalisme, neigend naar een door Mgr. Desmedt zo afgekeurd triomfalisme, nog eens geaksentueerd.
De agitatie van de Leuvense studenten tegen dit klerikalisme moet dan ook niet begrepen worden als een reaktie naar aanleiding van een toeval­lig of voorbijgaand gebeuren, maar als fundamentele stellingname. De studenten zijn er zich tevens ten volle van bewust dat door hun aktie in Leuven Vlaanderen volwassen, vastberaden en vrijer zal reageren tegen elke vorm van klerikalisme.

De Vlaamse studenten willen duidelijk stellen aan de Vlaamse bevol­king dat het gebeuren in Leuven niet mogelijk zou geweest zijn zonder de demokratisering van het onderwijs die een gewijzigde mentaliteit heeft teweeg gebracht en die de studenten bewust heeft gemaakt van hun verantwoordelijkheid en hun verbondenheid met het ganse maatschap­pelijke gebeuren, met de sociaal-ekonomische dimensie in de eerste plaats. De Vlaamse studenten maken een verstrekkende mentale rekon­versie mee. Zij zijn bezield door fundamentele demokratische ideeën die zij niet alleen op het politieke vlak, maar ook in het sociaal-ekonomi­sche leven wensen gerealiseerd te zien. Langzamerhand begint de zo noodzakelijke verbondenheid van de stu­denten met de arbeiders vastere vormen aan te nemen. Het spontane me­deleven met Zwartberg was daar reeds een voorbeeld van. Naar aanlei­ding van de episkopale verklaring hebben die studenten in deze atmo­sfeer betoogd.
De episkopale beslissing moet gezien worden in haar feitelijke samen­hang. De feitelijke samenhang is dat de krachten die openbaar of achter­baks voor het behoud van de éne universiteit zijn uitgekomen, de geves­tigde machten zijn, uiteraard konservatief, en wonderwel hand in hand gaan: het klerikalisme, het unitarisme en het kapitalisme. Het is dan ook niet tegen bepaalde individualiteiten dat de studenten re­ageren maar tegen een systeem als dusdanig, een struktuur in haar ge­heel, waarvan het episkopaal diktaat een symbool is.

De Vlaamse studenten hopen nu dat de ganse Vlaamse gemeenschap, ge­lovig en vrijzinnig, en op de eerste plaats de arbeiders, de fakkel van het verzet zullen overnemen. De studenten hopen dat deze Leuvense revolutie de bakens van de Vlaamse Beweging zal verzetten en dat de verstarde strukturen in de Vlaamse Beweging struktureel maar zeker qua geest, zullen doorbroken worden. In Leuven is het tijdperk der geuzen ingeluid. De geuzen rekenen op de steun van Vlaanderen: postrekening KB 18915 met vermelding ‘Broeder­lijk Bedelen’.

Uitgave: Komitee Leuven

Hoe deze 'tijd der geuzen' was voorbereid...
Deze tekst luidt de opstandige tijd der geuzen in; die ideeën zijn langzaam gerijpt vanaf 1962. Tot begin ‘60 wist de bourgeoisie in Vlaanderen haar intellectuelen op te fokken in de bekrompen wereld van het rechtse Vlaams nationalisme en van het klerika­lisme; de Alma Mater wist haar kroost verheven idealen in te lepelen, zoals de bescherming van de belangen van de vrije we­reld in de kolonies en de verdediging van de vrije onderneming tegen aanvallen van de eigen inboorlingen, de arbeiders. De stu­denten waren al te lang gevoederd met deze hypokriete en baat­zuchtige ideologie van de heersende klasse. Deze ideeënwereld was niet bestand tegen de gebeurtenissen die op haar inwerk­ten: de arbeidersstaking van 60-61, de fiere onafhankelijkheids­verklaring van de opstandige Lumumba, de gewapende strijd te­gen de Amerikaanse interventie in San Domingo en in Viet­nam, de strijd van de mijnwerkers van Zwartberg. Wat was er aan de uitbarsting van mei ‘66 voorafgegaan? Wat was er gerijpt binnen de studentenwereld?

Het studentensyndicalisme

In 1962 was de Vereniging van Vlaamse Studenten officieel het studentensyndicalisme gaan belijden. In 1964 drukken Roland Aerden en Jan Bauwens de eis van de democratisering van het onderwijs door: ‘Aan gelijk wie de mogelijkheid bieden om te studeren volgens zijn bekwaamheid; hiervoor is de uitsluiting nodig van alle so­ciale, financiële, kulturele en psychologische hinderpalen.’ In 1965 formuleert VVS-voorzitter Jan Bauwens een tweede doel voor het studentensyndicalisme: ‘De erkenning bekomen van de student als jonge intellektuele arbeider.’ Een resolutie wordt gestemd: ‘VVS eist een integraal en eenvormig studieloon in een volledig gedemokratiseerd en wetenschappelijk onderwijs als vermate­rialisering van het sociale statuut van de student, dat wil zeg­gen de materiële uitdrukking van de erkenning van de prestatie die de student levert in zijn studie zelf.’

De solidariteit met de arbeiders na Zwartberg

Uit deze stroming schiet in januari 1966, bij de dood van twee Limburgse mijnwerkers door de rijkswacht, een nieuwe revo­lutionaire idee op: solidariteit tussen studenten en arbeiders.

Gent, 2 februari ‘66. VVS brengt 2.000 studenten op straat voor democratisch onderwijs en solidariteit met de mijnwerkers van Zwartberg. Drager van het bordje ‘Besnoeiing van defensie, niet van onderwijs’ is... Luc Van den Bossche, toekomstige minister van Onderwijs

Op 4 februari ‘66 schrijft Van Dromme in een editoriaal over Zwartberg: ‘Wij menen dat dit de kern is van het hele, thans dramatische geval Zwartberg: dat een kapitalistische staat zoals België in zich steeds de kiemen draagt van tweedracht: tussen kapitaal en arbeid.’ Rechts Vlaanderen zag in dit artikel een blasfemie, een heilig­schennis, een ketterij, het overduidelijke werk van commu­nisten... Ja, er was een grote stap naar links gezet, maar er moesten ook nog vele hindernissen genomen worden vooraleer tot echte communistische inzichten te komen! Zo was er vooreerst sprake van solidariteit tussen arbeiders en studenten in elkaars strijd... zonder dat men tot het in­zicht gekomen was dat men deze strijd een revolutionair perspectief moest geven om het kapitalisme omver te wer­pen. Ten tweede bleef men nog steken in de afgodendienst van de kapitalistische staat. De staat werd opgeroepen om te na­tionaliseren en het kapitaal te controleren. Men begreep nog niet dat de staatsmacht het gewapende hoofdkwartier van de bezittende klasse is. Ten derde bleef het progressieve denken nog in zekere mate de gevangene van het nationalisme: de strijd werd gestreden voor het dierbare Vlaanderen, maar dan het ware Vlaanderen, dat van de arbeiders... Van Dromme wou voorrang voor Vlaanderen en dat betekende voor de Vlaamse arbeiders. En hij schreef: ‘In 1965 is het antwoord van Harmel: Priorité pour la Wallo ­nie. Het is allemaal te gek, te absurd.’ Wat nog maar eens bewijst hoe diep nationalistische vooroor­delen ingeburgerd zitten.
De strijd tegen het rechtse Vlaams nationalisme
Als zich in de Vlaamse studentenbeweging in de eerste helft van de jaren ‘60 een linkse kern heeft kunnen kristalliseren, dan is dit gebeurd dank zij een bittere strijd tegen het zwarte bezinksel, het grauwe slib van tientallen jaren rechtse, reac­tionaire, met fascistische herinneringen doorspekte Vlaams­nationalistische propaganda. De studentenbeweging verklaarde de oorlog aan dat Vlaams nationalisme dat zelfgenoegzaam stompzinnige denkbeelden cultiveerde als die maar van Vlaamse bodem waren, dat natio­nalisme waarmee de Vlaamse kapitalisten het voetvolk recru­teren voor hun operaties tegen de arbeiders en werkers. De studentenbeweging moest zich een weg banen doorheen een woud van vooroordelen, om zich bewust op te stellen aan de zijde van het revolutionaire denken in de Derde Wereld te­gen het westers imperialisme. Het is niet zonder belang aan deze strijd te herinneren nu het burgerlijke nationalisme zijn misdadig karakter demonstreert in ex-Joegoslavië. Ook in België wordt het nationalistische ideeën­goed door mensen van allerlei pluimage, van fascisten tot pseu­do-links, in allerlei toonaarden opgediend: zelfbestuur voor Vlaanderen, zelfbestuur voor Wallonië, de Vlaamse grond tot het laatste duimbreed vrijwaren van Frans taalgebruik, Vlaams geld voor Vlaamse mensen, regionaliseren van de sociale zeker­heid,... Nationalisme is rechts, zoveel is vandaag wel duidelijk. In het KVHV-blad Ons Leven van 29 oktober 1965 verscheen een merkwaardig artikel dat met verve de nieuwe geest van verzet tegen bekrompen nationalisme, tegen fascisme en te­gen imperialisme schildert.
Bedevaartweide

Wij steunen het IJzerbedevaartkomitee in zijn houding tegenover het boertige optreden van een stoere eenheid van ons defensieapparaat, on­derafdeling van een organisatie die opgericht werd om vrijheid, demokra­tie (cfr. Spanje, Portugal, Griekenland, Frankrijk) en van die dingen meer te verdedigen, nl.: de NATO. We steunen hen, maar willen dit ‘incident’ gebruiken om tegenover het IJzerbedevaartkomitee de strijdbijl op te graven, alleen maar gedreven door de drang naar het oneindige, naar het diepste, naar het hoogste (om termen van de Bedevaart te gebruiken) en bezeten door de drang om za­kelijk, realistisch en rationeel te wezen, kortom, om op de eerste plaats ongekomplexeerd te zijn. Als een jonge Amsterdamse nozem de bede­vaartweide binnenstormt, terwijl iedereen de eed aan Vlaanderen staat te doen, denkt die vent ongetwijfeld gekonfronteerd te zijn met een reus­achtige happening. De retorische volzinnen die zegger Hein Nackaerts over Vlaanderen doet zweven, roepen bij een mens met humor de vergelijking op met het Ma-na-halfuurtje van E.P.Leopold. Eigenlijk weten weinigen waarom ze daar precies staan. Het zou een so­ciologisch uurtje waard zijn te onderzoeken wat tienduizenden voelen op het moment dat ze de eed van trouw zweren. Het zou dus allemaal wel kunnen een voorbeeld zijn van verlicht kabaret, als de kontekst niet zo verouderd was, en als bepaalde veruitwendigheden geen regelrechte clichees waren van het Dritte Reich. Ik kan me levendig voorstellen dat, als een Israeliet op de bedevaartwei­de stond, hij voortdurend uitkeek naar het nummertje waarop er een Jood vergast werd. Het is helemaal niet zo bedoeld. Zegt men. En wij moeten niet overdrij­ven. Zegt men. Juist, misschien is het niet zo bedoeld en wij overdrijven schromelijk. Maar wij dachten ook dat het er niet meer op aankomt luidop te verkla­ren dat het allemaal niet zo moet geïnterpreteerd worden, feit blijft dat dit de voor de hand liggende interpretatie is, feit blijft dat men het ge­makkelijk allemaal anders zou kunnen doen, moderner en met een de­mokratischer uitzicht, en dat men het niet doet. Feit blijft vooral dat een gewone arbeider zich niet kan thuisvoelen op een dergelijke festiviteit, en feit blijft dat, zolang een arbeider zich niet kan thuisvoelen op een Vlaamse hoogdag, deze hoogdag in wezen para­doxaal is. Het zijn niet noodzakelijk de zgn. Iinksen die dit denken. Links zijn is tegenwoordig snob, en als je thans indruk wilt maken op nette dames van middelbare leeftijd moet je links zijn. Neen, het zijn de normale stervelingen die onvermijdelijk het gedoe op de IJzerbedevaart op zijn minst vreemdsoortig moeten vinden... Zij die ‘s avonds TV kijken en als ze een moeilijk woord in de krant lezen aan elkaar vragen wat het precies betekent en wiens woordenschat begint bij ‘godver­domme’ en in Brugge eindigt met ‘mokke’ en tussen begin en einde weinig woorden over hebben voor het diepste, het hoogste of het oneindige, en wiens leven er niet klaarder door wordt als het lijk van Verschaeve wordt bijgezet in de kripte van de IJzertoren, omdat Verschaeve was: de oneindi­ge zee (zwemmen maar jongens), het oneindige uitspansel der sterren, de oneindige liefde voor Vlaanderen, zoals het heet in de onvolwassen ge­schriften waarmee men ons Vlaamse gevoelens probeert aan te kweken.

Dat alles betreft alleen het formele aspekt van de bedevaart. De inhoud is niet beter. De eeuwige groet namens 14-18 en 40-45 schildert een oorlogsfresko met een zodanige tonaliteit dat ieder van ons lust krijgt om zo vlug mogelijk in een loopgracht terecht te komen. Bovendien merk ik geen enkel ver­schil met de 11 november-redevoeringen, die zo uitgekafferd worden door de Vlaamse pers. Bij hogergenoemde speechen moeten wij terugdenken aan een van die ge­vechtjes waarmee men in de middeleeuwen zijn tijd placht door te bren­gen, en die later dienden om er historische romans over te schrijven. Wij willen maar zeggen dat er op dit ogenblik nog altijd oorlogen op de wereld zijn, even gruwelijk als al degene die in Europa geleverd zijn in naam van een boel mooie en evenzeer dubbelzinnige frasen. Dat men oogkleppen opzet en oneerlijk is als men over de oorlog spreekt maar intussen lekker zwijgt over de oorlog in Vietnam, dat men wel een zeer beperkte visie moet hebben op de wereld als men vrede eist in het ij­le alsof vrede enkel een zaak was van de Vlamingen en er geen enkele Amerikaan mee gemoeid was. Als een Vlaming zich niks wil aantrekken van Vietnam en San Domingo en Angola is dat zijn zaak, en uit hoofde van onze liberale konstitutie het volste grondwettelijk recht om zich daar niet mee in te laten. Maar men moet eerlijk blijven en konsekwent en bijgevolg ook geen vredestoren van X meter bouwen en ‘nooit meer oorlog’ vervangen door ‘oost, west, thuis best’ bijvoorbeeld. Er zijn met andere woorden maar drie mogelijkheden: ofwel heeft men geen zin voor politieke realiteiten, ofwel is men oneerlijk, ofwel is men hipokriet. Dan is er niks meer tegen dat het ‘nooit meer oorlog’ weldra zo snob wordt en bijgevolg zo ongevaarlijk dat de beheerders van grote bankinstel­lingen de leuze op een terra cotta tegeltje op hun schouw plaatsen naast: ‘Wie werkt voor vrouw en kind en wordt door hen bemind? ‘t Is Vader.’

Men begrijpe ons dus zeer goed. De oorlogen die Europa heeft gekend zijn een aanfluiting voor een kul­tuur die beïnvloed is geweest door Griekenland, door Rome en door het Kristendom. Het was een moedige en vooral grootmenselijke daad om de gruwelen die geschied zijn aan te klagen door een dergelijke toren, en door een dergelijke bedevaart. Het was uniek. Laten we deze pacifisti­sche idealen niet misbruiken door gefrustreerde flaminganten. Het ide­aal is te schoon.

Ons Leven

‘t Pallieterke reageerde in zijn klassieke platvloerse stijl in het nummer van 11 november 1965. In het artikel is er op een intrigerende manier sprake van R. Sch. Het artikel ont­kent dat het om Raymond Scheyven zou gaan die in die tijd als woordvoerder van het patronaat naam maakte. In werke­lijkheid was R. Sch. de schuilnaam van Karel Dillen.
Leuven, 13 mei ‘66. Kris Merckx (links achteraan) met bordje. De ondertitel bij deze foto in Le Patriote Illustré luidt: ‘Wanneer sommige extremisten zich afvragen: Moeder, waarom zijn wij katholiek?, dan kan men zich evengoed afvragen waarom de geest van naastenliefde, die toch de basis is van het kristendom, hen niet bewoont.’


Onder de titel ‘Het moderne KVHV’ gaat het als volgt: ‘Het is niet van gisteren dat ik weet dat het eens zo schone Ka­tholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (Leuven) sinds enkele tijd systematisch wordt uitgehold door enkele onvolwassen intellectuele nozems. Mij verwondert het dan ook niet dat zo­vele Leuvense studenten, die het uiterst linkse spelletje van die bepaalde elementen beu worden, liever gingen toetreden tot de VNSU (Vlaams Nationale Studentenunie) die momen­teel reeds duizend leden telt. Het komt mij voor dat het KVHV verleden week, via zijn blad Ons Leven (sommige weken naar inhoud gewoon niet meer te herkennen) de beste propaganda heeft gemaakt om nog véél meer studenten naar de VNSU te doen overstappen. Ik bedoel het walgelijk artikel, ondertekend Ons Leven waarin de IJzer­bedevaart, Verschaeve en alle schone en edele waarden die de Vlaamse beweging hebben groot gemaakt, tot-en-met werden bespot. Ik heb aan mijn vriend R. Sch. (nee, niets te maken met Ray­mond Scheyven) die de wekelijkse (nieuwe) kroniek der Dode Zielen schrijft, gevraagd de schrijver en de verantwoordelijke uitgevers van dat nozembraaksel even in hun eigen vuiligheid te duwen. Op deze plaats wou ik zelf aan de vele ongetwijfeld nog goed menende studenten, die niettegenstaande alles, mis­schien nog niet klaar zien in het akelige spelletje van deze linkse snobs, even vragen wat zij, na dat nozem-werkstukje over de bedevaart, nu nóg meer nodig hebben om eindelijk klaar te zien in die opzettelijke en systematische aftakeling van wat eens het KVHV en Ons Leven waren. Wat is er in dat Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond nog katholiek en nog Vlaams? Dat is de vraag die vele hoogstu­denten uit Leuven zich meer en meer beginnen te stellen. Of nog: waar is de echte gezonde studentikoze Vlaamse geest?
Of: waar is de mentaliteit gebleven die de Leuvense studenten vroeger, als er tot de actie moest overgegaan worden, steeds als eersten in de bres deed springen? In de plaats van dat alles spuiten de nozems die thans de rich­ting aanwijzen bij voorkeur en zo goed als uitsluitend alle vuil dat ze kunnen opbrengen naar alles wat nog gezond Vlaams is (en wie het met hen niet eens is, is een reaktionair of een rechtse hond) en op alles waar de Vlaamse beweging sinds ja­ren op schraagt. Onze intellektuele nozems, schrijft mij een student, moeten reageren om te reageren. Waar generaties zich aan opgetrok­ken hebben, wordt door hen veroordeeld als niet meer van deze tijd. Een van hun slagzinnen luidt thans b.v. WEES MO­DERN EN LIJF IN BIJ DE VIETCONG! (...)’

Het nazinderen van de meirevolte
Tijdens de vakantie van ‘66 trad een nieuwe generatie studen­tenverantwoordelijken naar voren die de leiding van het Katho­liek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV) - toen de enige po­litieke massaorganisatie van studenten – in handen namen. Zij hadden de vuurdoop gekregen in de meirevolte. En zij wa­ren bezield door die onverwachte, onvoorziene en onstuitbare kracht die uitging van de massabeweging. Zij geloofden dat gepraat en gefilosofeer maar een steriele bedoening zijn en dat de linkse ideeën maar hun ware betekenis krijgen als ze om­gezet worden in linkse daden, als ze de massa’s tot de actie weten te bewegen. De hele vakantie werd koortsachtig gewerkt aan het ineenste­ken van een voettocht door Vlaanderen. Op 4 oktober gingen in Oostende 150 studenten van start voor een zesdaagse Vlaamse versie van de Meredith-mars die zwarten en blanken in Amerika deed opstappen voor de rechten van de zwarte be­volking. De voettocht zag zijn aantal deelnemers gestadig aangroeien en uiteindelijk marcheerden ongeveer 1.000 man van Mechelen naar Leuven. De nieuwe, resoluut naar links neigende ideeën die in mei waren doorgebroken, werden dage­lijks gewikt en gewogen onder de stappende studenten. Daar werd dan nog iedere avond bij aankomst in een van de grote steden een meeting bovenop gegoten. Een editoriaal van Ons Leven over deze voettocht geeft goed de toenmalige stand van het progressieve denken in Leuven
Editoriaal

De weinige mensen die begrepen wat zich in mei onder de studenten af­speelde, hebben geschreven dat er in Leuven een nieuwe geest geboren werd. De meirevolutie bracht inderdaad een schok mee, ze heeft een mentaliteit doorbroken en een massa energie vrijgemaakt. Alles wijst er­op dat in Vlaanderen een nieuwe generatie aantreedt die door een nieuwe geest wordt gekenmerkt. De voettocht wordt het eerste massale optre­den van jongeren die een nieuwe richting willen uitgaan. De ouderejaars hebben tijdens de veelbezongen meimaand in de gebeur­tenissen zelf een nieuwe mentaliteit aangevoeld. Wie de diktaten van een gesloten konfessionele groep aanhoort, begrijpt wat een open plura­lisme is. Wie aan den lijve gewaar wordt hoe de politie maar raak slaat, krijgt inzicht in wat een demokratie kan zijn. Met onze voettocht moe­ten wij op een voor iedereen sprekende wijze getuigenis afleggen van on­ze demokratische en pluralistische geest. Specifiek voor de eerstejaars­studenten zal de voettocht een aktieve en onmiddellijke aansluiting met de studentengemeenschap betekenen. Overal ter wereld – Argentinië, New York en Amsterdam – treden de stu­denten op als een progressief machtsblok. We maken een nieuwe roman­tiek mee die wordt uitgedragen in begrippen als ‘rechtvaardigheid en de­mokratie’. Met eenzelfde paradijselijk soort overmoed laten studenten zich slaan en opleiden, klagen zij politieterreur en imperialisme aan, re­ageren zij tegen de burgerlijke idealen uit de opgeruimd-staat-netjes win­kel. We maken weer een tijd mee waarin de ‘totale revolutie’ wordt bezon­gen, een tijd van het grote enthousiasme. Men trekt te velde tegen de windmolens van de verzuiling en de diskriminatie; men wil elke persoon­lijke uitingsvorm gerespekteerd zien. Met onze voettocht willen we mani­festeren voor een mentaliteit. De eis: ‘Leuven Nederlands’ is niet een stel­ling die wij voorop plaatsen, het is een uitvloeisel van onze nieuwe geest. Wij stellen voorop dat een universiteit volledig in de gemeenschap moet zijn ingebouwd. Er moet een levende wisselwerking zijn tussen de univer­siteit en de gemeenschap omdat een universiteit als enige taak heeft: het opleiden van mensen voor die gemeenschap. Vanuit dit standpunt hebben ook de studenten de plicht voor Wallonië een eigen universiteit te eisen.

ONS LEVEN

 

De uitbarsting van opstandigheid in mei ‘66 was echter een ge­beurtenis waarin de studentenbeweging haar krachten fel te boven was gegaan. De studentenwereld die zich het hele jaar ‘65 vrij mak en lam had gedragen, had zichzelf overtroffen in die drie dagen van mei ‘66. Het zou nog heel wat tijd vergen om alle opgedane ervaring te verwerken, om de losgeslagen energie om te zetten in klare denkbeelden. Het academiejaar ‘66-’67 was een jaar van voortdurend oplaaiende politieke discussies die de spontane en gevoelsmatige opstandigheid van de mei­revolte hebben omgezet in bewuste linkse ideeën. Het acade­miejaar ‘66-’67 werd ook getekend door het gezwoeg van Paul Goossens die onverpoosd aan het wroeten was zoals de koppige boer die achter zijn ploeg stapt; de grond was moeilijk te bewer­ken in dat jaar. Moeizaam werd het agitatiewerk volgehouden met als hoogtepunt in februari-mei ‘67 de ‘Operatie Ultima­tum’, waarbij allerlei prikakties naar een climax moesten lei­den. Er was een grote actie naar het parlement, een groep Leu­vense studenten ging het Atomium bezetten. Dit ondankbare agitatiewerk, dat schijnbaar geen resultaat opleverde, vormde een kern van activisten en stimuleerde het strijdverlangen van de studenten dat echter verborgen en sluimerend bleef. Zonder dit moeizame wroetwerk zou de januari-revolte van ‘68 er nooit zijn gekomen.
11 juli ‘68

GIJ, VLAMING, GIJ, VLAAMS-NATIONALIST,
gij, die vandaag de Guldensporenslag herdenkt,
gij die met wapperende leeuwen, tirades, bedevaarten, marsjliederen
uw eigen “volksaard” wilt terugvinden
omdat gij uw “volk” hoogverheven, religieus bewogen en cultureel
volwassen vindt,
herdenkt gij wel genoeg dat op 11 juli 1302 het de Vlaamse
arbeidersgilden waren die de feodale heren, de collaborateurs van
de Franse adel, bevochten,
denkt gij wel genoeg aan het evidente feit
dat de vazallen en leenheren van toen
vandaag de textielbarons, grondspeculanten, holdings en kapitalisten
zijn van de Vlaamse burgerij.

VLAMINGEN, uw “eigen aard”, uw “kultuur”, het beveiligen van uw bloed en
bodem zijn onbelangrijk geleuter vergeleken bij de ware ontvoogding
die moet doorgevoerd worden en die de Vlaamse afhankelijkheid
van het kapitaalmonopolie moet doorbreken.

VLAMINGEN, de geschiedenis van 1302 wordt misbruikt,
de Vlaamse beweging staat in dienst van de Vlaamse burgerij
die in dienst staat van de Belgische burgerij
die opgeslorpt is door internationale belangen.
Uw geestdriftig feest zet alleen de burgerij, de kerk en het kapitaal
in de bloemetjes. Want de Vlaamse “kultuur”
is een masker voor de Vlaamse burgerij
die een economische en politieke macht in handen houdt die aan
de massa verdoofde en lamgelegde arbeiders toekomt.

VLAMINGEN, terwijl gij met de leeuwevlag zwaait,
neemt het buitenlands en voornamelijk Amerikaans kapitaal uw
industrieën in,
worden SHAPE en NATO door Vlaamse parlementairen in uw land gehaald,
en telt de Vlaamse burgerij haar dividenden.

VLAMINGEN, gij stikt in de sonore domheid van uw volkslied,
gij draagt onder het masker van uw taalflamingantisme
het waterhoofd van de Vlaamse bourgeoisie.

‘T GEMEEN

Hugo Claus – Walter De Bock

Leuven, 17 mei ‘66. Stakingspiket voor De Valk: ‘Eruit purperen gieren’
en ‘Suenens bourgeois’


2. Januari '68 - Het dagboek van een revolte
Op 13 januari 1968 plukten de Belgische bisschoppen, ten he­mel starend, weer een bijzonder briljant idee uit de sterren. Zij besloten hun succesrijke sketch van mei ‘66 nog eens over te doen en verkondigden nogmaals ‘urbi et orbi’ dat de Frans­talige universiteit in Leuven zou blijven. Deze keer bleef het bijtende anti-klerikalisme de bisschoppen evenwel bespaard: de studentenbeweging was haar kinderja­ren ontgroeid; ze had alleen een meewarige spot over voor het handvol gemijterde grijsaards. Want nu wilden de studenten andere katten geselen, zoals blijkt uit de ordewoorden die prompt op pamfletten de ronde deden.
Bourgeois Buiten!
Vernietig de Société Générale!
Brusselse fascisten buiten!

Een Waalse Universiteit
voor het Waalse volk
in het hart van Wallonië!

Onmiddellijke overheveling!
Pluralistiese universiteiten!
Demokratiese universiteiten!

Dinsdag 16 januari. Voor Paul Goossens is om 3 uur in de na­middag het uur der glorie aangebroken. Hij, die een jaar lang met de megafoon zijn predikingen de Leuvense woestijn heeft ingestuurd, staat nu plots voor een nokvolle zaal in het auditorium De Valk en elke oproep wordt met laaiende be­zieling door de honderden aanwezigen overgenomen. ‘Bour­geois buiten!’ is de oorlogskreet die het schandelijke ‘Walen buiten!’ ten goede vervangt. De massa trekt op naar de hallen waar ze tafels, stoelen, fichebakken en andere huisraad naar buiten draagt en opstookt. Het vuur slaat in de Leuvense pan... Het geroep van 2.000 betogers galmt tussen de huizen, als ‘s avonds om 22 uur de eerste avondwandeling van start gaat. De rijkswacht leidt die nacht 325 personen voor. Tussen de gevangenen bevindt zich ook een 75-jarige priester die prompt ‘democratisch’ wordt verkozen tot decaan van de fa­culteit gevangenis en rector van de rijkswachtkazerne.
Woensdag 17 januari staakt heel Leuven-Nederlands. Een gro­te groep stakers wordt op het middaguur door rijkswachters uiteengeranseld. De studenten vluchten het Pauscollege bin­nen, wild achtervolgd door ‘de Sturmabteilung’. Vanaf van­daag wordt Leuven overdekt met een lawine van muurkran­ten. In mei ‘66 schreeuwde de massa nog ‘Walen buiten!’ en ‘Suenens of Barabas? Barabas!’ Meer had zij toen niet te zeg­gen. Maar in januari ‘68 sprak de massa met duizend vurige tongen en vele studenten ontpopten zich tot profeet; grote verklaringen vloeiden uit de pen en kwamen op muurkranten te staan. Aan de huizen van de faculteitskringen, aan de stu­dentenhuizen, aan de Alma’s verschenen muurkranten die uitdrukking gaven aan de spontane golf van politieke welspre­kendheid die zich van de studenten meester maakte. Eén voorbeeld, met bezieling neergeschreven door een aanstaande psycholoog en opgesteld in de Franse taal, een muurkrant die met een zekere waardigheid en fierheid door honderden stu­denten goedkeurend werd gelezen.

Wallons

Les troubles actuels n’ont aucun rapport avec une querelle linguistique. La langue française est la seule chose que la bourgeoisie a de commun avec vous. Notre langue qui est aussi la votre est la langue et la mentalité anti-capi­taliste et anti-bourgeoise. Apparemment, la communauté flamande est seule menacée par des déci­sions arbitraires de quelques marionnettes du grand capital. A la longue durée, 80 % des WALLONS et des FLAMANDS seront dupes du capital bruxellois. Aussi êtes-vous invités à agir avec nous. ACTION! ACTION! ACTION!

Om 17 uur stroomt Alma II vol. Nauwelijks zijn de eerste woorden gesproken, of de rijkswacht valt de zaal binnen. De blauwe bende heeft deze keer geweren in de hand en uit de menigte stijgt de sarcastische kreet op: ‘Schieten! Schieten! Schieten!’ De ‘blauwe gieren’ pikken Paul Goossens uit de massa op en voeren hem naar de kazerne. De berekening is dat de onmondige massa wel snel zal zwijgen als de talent­rijkste agitator eenmaal ingeblikt is. De linkse ideeën hebben zich echter al lang meester gemaakt van de harten en tiental­len onbekenden zullen, verontwaardigd over de aanhouding van Goossens, zichzelf overtreffen en de overtuigingskracht van de werkleider van de Studenten Vak Beweging (SVB) met succes imiteren. Deze historie voegt ook een strijdkreet toe aan de litanie van de revolte: ‘Goossens uit de handen van de fascisten!’
Vanaf donderdag 18 januari is er samenscholingsverbod. De studenten psychologie bezetten een auditorium om een Franstalige les te boycotten, maar zij worden door de rijks­wacht buitengewalst. Tientallen studenten worden opgela­den; de rijkswachtkarren zijn omringd door honderden stu­denten die het lied ‘We shall overcome’ afwisselen met ‘Ges­tapo! Gestapo!’

Geïnspireerd door de Griekse tragedies, vinden de studenten een nieuwe agitatievorm: het spreekkoor. In de moderne ver­sie is het koor grijsaards vervangen door een dertigtal stu­denten die traag en duidelijk op regelmatige kadans decla­meren:

'Kan je niet lezen,
kan je niet schrijven,
ben je sadist:
kom bij de rijkswacht!'

Die avond vindt een van de grootste meetings plaats: de meer dan 2.000 studenten geraken niet allemaal in de Alma. Een student van de Franstalige afdeling komt zijn solidari­teit betuigen met de democratische strijd van Leuven-Ne­derlands.

Vrijdag 19 januari zal de Academische raad om 16 uur verga­deren. Drieduizend demonstranten vatten post op de Grote Markt voor de Hallen. De rijkswacht richt de waterkanonnen op de compacte massa maar de studenten grijpen elkaar bij de armen vast en bieden in blok weerstand aan de koude water­stoten. Als de reservoirs leeg zijn, slaan de blauwe beulen met hun matrakken op de menigte in; neervallende studenten worden vertrappeld.

'Meeting in De Valk!
We shall overcome!
Goossens uit de handen van de fascisten!
Revolutie! Revolutie!'

En een verbeterde versie van het spreekkoor:

'ABC,
één en één is drie,
nu heb je voldaan
en mag je bij de rijkswacht gaan.'

De Academische raad, door de burgerlijke pers beschreven als de koene mannen der Vlaamse weerbaarheid, heeft met een bang hartje de kreten opgevangen die van de Grote Markt naar omhoog stijgen: ‘Revolutie! Revolutie!’ In paniek wordt het besluit getroffen om de lessen te schorsen tussen 19 en 27 januari. En in de verklaring die wordt opge­steld, kondigen deze grote Vlamingen tevens af ‘dat alle vor­men van geweld tegen personen en beschadiging van gebou­wen, benevens oproepen daartoe, ten strengste dienen afge­keurd te worden.’ Deze verklaring wordt neergepend terwijl een paar meter ver­der, voor de deuren van de Hallen, de studenten weerloos neergemaaid en in elkaar getrapt worden in naam van openba­re orde en rust! Vandaag wordt het tweede nummer van het ‘illegale dagblad’ Revolte rondgedeeld. Geen ander drukwerk uit januari ‘68 wist zo klaar de ‘stem van de massa’ vast te leggen. Het werd geschreven door een toevallig samentreffen van activisten. De ene bekommerde zich geenszins om de literaire kwalitei­ten van zijn verhakkeld en hortend proza, de andere nam het niet zo nauw met de politieke precisie van zijn oorlogskreten, maar gezamenlijk stelden deze onbekenden pamfletten op die snel een grote vermaardheid verwierven.

Leuven, 1968. Paul Goossens en Ludo Martens.


1ste Jaargang – 19 januari 1968 – Nr. 2
REVOLTE (Illegaal dagblad)

KERK en KAPITAAL worden te Leuven in het gedrang gebracht.

Door wie werd het diktaat van 13 januari 1968 uitgevaardigd? Welke machtsgroepen gaan er schuil achter de naam van de 16 Franstalige on­dertekenaars? De Vlaamse studenten weten dat in de eerste plaats de Bel­gische Bisschoppen, hetzelfde klerikale bolwerk dat in mei ‘66 een eerste diktaat de wereld instuurde, dit tweede anti-Vlaamse dokument heeft mede opgesteld. Drie purperen handtekeningen sieren het: Monseigneur Edouard Massaux, Monseigneur Joseph Devroede en Monseigneur Gus­tave Thils. In de tweede plaats weten wij studenten dat de holdings en banken, die een bijzondere macht uitoefenen in ons negentiende-eeuwse land, dit franskiljonse opzet krachtdadig steunen: twee hooggeplaatste vertegenwoordigers van de kapitalistische wereld hebben persoonlijk on­dertekend: le professeur Michel Woitrin, beheerder van de bank ‘ La So ­ciété Générale de Belgique’, en de heer Maurice Schot, financieel raads­man van kardinaal Suenens en direkteur van dezelfde holding ‘ La Société Générale de Belgique’. Kerk en kapitaal tegen het Vlaamse en het Waalse volk. Reaktionair kris­tendom in plaats van demokratie: ziedaar de machtige vijanden der Vlaamse studenten. Kerk en kapitaal kunnen de studenten echter niet in hun macht krijgen. Daartoe behoeven zij beroep te doen op het repressieapparaat van Zwart­berg (twee doden) en Oudenaarde (één dode): de RIJKSWACHT.

Wanneer de rijkswacht dient op te treden – op een ernstige manier zoals momenteel sinds enkele dagen te Leuven – dan zien de studenten dit ge­paard gaan met een volledig wankelen der Belgische zogenaamde demo­kratie. De Belgische grondwet garandeert elke Belg vrijheid van vergadering: momenteel wordt te Leuven elke vergadering tot binnen de universitaire gebouwen toe uit elkaar geklopt. De Belgische grondwet garandeert elke Belg vrijheid van spreken en van betogen: momenteel worden in Leuven honderden willekeurige aanhoudingen verricht en slagen of verwondin­gen toegebracht. In Leuven heeft voortaan de rijkswacht het monopolie van het geweld: de politieke rechten en vrijheden worden van de kaart geveegd: omdat kerk en kapitaal in het gedrang komen. Om dezelfde re­den werden vanaf donderdag de samenscholingen van meer dan vijf per­sonen verboden door het stadsbestuur. Onze tegenstanders stapelen fata­le flaters op want het studentenverzet groeit van dag tot dag ondanks de repressie. Gisteren reeds kwamen de eerste stakingsberichten uit hogere technische scholen, kolleges en andere universiteiten. Volgende week groeit de Leuvense Revolte tot een Nationale oppositiebeweging.

Hoe dient de studentenaktie georganiseerd te worden?

Vrije meningsuiting bestaat niet meer in onze stad. Toch zullen de ‘orde­handhavers’ er nooit in slagen de stem van de studenten het zwijgen op te leggen; zelfs al diende REVOLTE illegaal te worden verspreid. Dit blad wil de eensgezindheid der studenten in de komende dagen en weken mee handhaven en meehelpen aan de organisatie van het studentenverzet. Hoe dient de verdere aktie geleid te worden? Het is duidelijk dat, gezien de uitzonderingstoestand, de klassieke drukkingsmiddelen – waaronder studentendelegaties, overleg met de overheid, bureaukratische kamerge­sprekken of diskussies binnen bestaande studentenorganisaties – niet meer volstaan en zelfs gevaren inhouden voor het demokratisch verloop der aktie. Daarom is en blijft de dagelijkse VOLKSVERGADERING, waarop honderden studenten ZELF de toestand bespreken en besluiten nemen, het beslissingsorgaan waaraan de studentenvertegenwoordigers nu ver­antwoording verschuldigd zijn: de massale aanwezigheid der Leuvense studenten zal in deze dagen de studentenleiders een richting aanwijzen voor komende akties. Alleen de volksvergadering zal van de studenten­revolte een demokratische massabeweging blijven maken. Wellicht wordt het ook mogelijk een Vlaamse Studentenraad op te richten samen met de vrienden uit Gent, Brussel, Antwerpen en het Niet-Univer­sitair Hoger Onderwijs om de aktie een nationaal karakter te verlenen. Ondertussen staat dit vast: wij studenten moeten EISEN dat de universi­teit blijft toestaan dat dagelijks een auditorium wordt afgestaan